Een kruising is vaak ‘gezonder’ dan een rashond, -kat of -konijn. Hier zijn veel misverstanden over, vaak denkt men een gezondere hond te kopen wanneer ze een echte rashond kopen bij een fokker dan bij mensen die eenmalig een nestje hebben thuis. Niets is minder waar, veel rassen kennen erfelijke problemen die door het fokken van bepaalde lijnen behouden blijven. Er zit daardoor veel verschil in de problemen die je kunt verwachten bij verschillende honden. Ook is het in sommige gevallen duurder een rashond te verzekeren dan een niet-rashond aangezien de verzekering bang is voor bepaalde aandoeningen die kenmerkend zijn voor dat ras. We gaan uitleggen hoe dit principe werkt en in welke gevallen het op gaat.
De basis van de genetica
Om te begrijpen waarom een kruising veelal gezonder is gaan we terug naar de basis van de genetica. Je zult het vast ooit geleerd hebben tijdens je biologie lessen. We spreken over twee soorten genen, namelijk recessief (ondergeschikt) en dominant. Een individu kent ontelbaar soorten genen voor verschillende lichaamsdelen/functies/enzovoort. Als voorbeeld gebruiken we nu het gen voor blauwe ogen (recessief = a) en het gen voor bruine ogen (dominant = A) bij de mens. Men heeft van ieder ‘soort’ gen twee componenten, dus de mogelijkheden zijn aa, aA en AA. Aangezien A dominant is (ofwel bruine ogen) zal iemand met Aa bruine ogen hebben. Om deze onderverdeling duidelijk te maken staan hieronder verschillende voorbeeldtabellen. De bovenste rij horizontaal is de moeder en de eerste rij verticaal is de vader, daarnaast zien we de combinaties die hieruit voort kunnen komen, ofwel de kinderen:
Gezin 1 | a | a |
a | aa | aa |
a | aa | aa |
Ofwel beide ouders hebben aa (= blauwe ogen), zij kunnen enkel kinderen krijgen met blauwe ogen.
Gezin 2 | a | a |
a | aa | aa |
A | aA | aA |
Ofwel de moeder is aa (= blauwe ogen) en de vader heeft aA (= bruine ogen), de kinderen hebben even veel kans op blauwe ogen als bruine ogen.
Gezin 3 | a | a |
A | aA | aA |
A | aA | aA |
De kleur ogen van de ouders is gelijk aan deze van gezin 2, maar het verschil is dat de vader geen recessief gen heeft gekregen van een van zijn ouders. Alle kinderen zullen bruine ogen hebben (aA).
Gezin 4 | a | A |
a | aa | aA |
A | aA | AA |
Beide ouders hebben aA (= bruine ogen), 3 op de 4 kinderen zullen bruine ogen hebben. Maar ze hebben opmerkelijk genoeg toch kans op een kind met blauwe ogen. Dit voorbeeld is erg belangrijk, hier komen we later op terug.
De basis van de genetica laat zien dat twee ouders met bruine ogen (dominant gen) toch een kind kunnen krijgen met blauwe ogen. twee ouders met blauwe ogen kunnen geen kind krijgen met bruine ogen (uitzonderingen daargelaten). Je kunt een voorkeur hebben voor bruine of blauwe ogen maar verder levert dit geen problemen op voor de kwaliteit van leven. Dit is wel anders met bepaalde afwijkingen die we zien onder bepaalde rassen.
Waarom rasdieren vaak ‘ongezonder’ zijn
Nu je enige kijk hebt op de basis van de genetica kunnen we uitleggen wat dit te maken heeft met rasdieren. Naast ‘oogkleur’ zijn er natuurlijk ook genen die betrekking hebben op het al dan niet hebben van een bepaalde aandoening. De meeste aandoeningen zijn recessief, ofwel ‘a’ is slecht en ‘A’ is goed. Hoewel bepaalde aandoeningen veel voorkomen zien we in het algemeen gezonde dieren die de specifieke aandoening niet hebben en dus AA zijn of desnoods Aa. Een dier dat aa is voor een bepaalde aandoening willen we dus ten allen tijden voorkomen.
Nu komen we tot het rassenprobleem, de meeste dieren zijn ‘AA’ voor de meeste aandoeningen waardoor we nergens problemen hoeven te verwachten. Maar indien een van de voorouders ooit de aandoening heeft gehad kan een dier aA zijn, deze kleine kans blijft bestaan ondanks dat de aandoening generaties lang geen rol heeft gespeeld. Indien twee ‘aA’ dieren worden gekruist is de kans 1 op 4 dat ze een jong krijgen met de aandoening (zie het laatste voorbeeld van hierboven). Bij een paard is de kans dan nog steeds klein, maar bij een nest kittens zijn het al 2 van de 8 kittens die met het probleem zitten.
Een ras is ooit begonnen vanuit een aantal voorouders waarmee men is gaan fokken. Hoe groter dit aantal des te sterker het ras, helaas worden raskenmerken daardoor ook minder sterk waargenomen. Ofwel des te beter men probeert te fokken op bepaalde raskenmerken, des te groter de kans is dat er ooit inteelt is ontstaan en des te groter is de kans dat je twee dieren kruist met ‘aA’. De inteelt gaat dus terug naar een ver verleden.
Slechts één gen op een aandoening gericht?
In sommige gevallen is slechts één gen op een aandoening gericht, van de kwestie die hierboven beschreven is nu sprake, wanneer het dier aa is zal deze de aandoening direct hebben. We zien dan letterlijk dat +/- 1 van de 4 jongen de aandoening heeft, dit is niet in alle gevallen direct bij de geboorte al zichtbaar. Soms wordt de aandoening pas op latere leeftijd zichtbaar, indien dit blijkt is het belangrijk dat de fok direct wordt stopgezet tussen deze ouders. Daarnaast zijn er veel aandoeningen multifactoriëel, een heel duidelijk voorbeeld is heupdysplasie, wat goed is uitgelegd in het artikel ‘heupdysplasie zelf in de hand’.
Waarom kruisingen vaak ‘sterker’ zijn
Indien bepaalde rassen gekruist worden zien we dat de kans op afwijkingen minder groot is. Wanneer het ene ras soms ‘aA’ heeft waar geregeld problemen mee zijn en het andere ras ‘bB’ (een andere aandoening) heeft waar soms problemen mee zijn wordt het toch tegen elkaar opgeheven aangezien het eerste ras de tweede aandoening niet kent (ofwel ‘BB’ is) en het tweede ras de eerste aandoening niet kent (ofwel ‘AA’ is). Het moet dan natuurlijk wel om rassen gaan die niet verwant zijn aan elkaar, indien het ene ras van het andere ras afstamt uit een kort verleden zal dit niet opgaan. Des te minder twee rassen verwant zijn des te gezonder de kruising.
Toch oppassen met kruisen
Niet alle kruisingen zijn ‘sterker’. We moeten je toch waarschuwen voor bepaalde ‘mismatches’. Zo is het vanzelfsprekend gevaarlijk om een klein vrouwelijk dier met een groot mannelijk dier te kruisen, in verband met geboortemoeilijkheden. Daarnaast dien je te letten op het postuur van een dier, een teckel heeft bijvoorbeeld een relatief lange rug, ondanks dat de teckel hier al vaak problemen mee heeft kun je dit soms nog erger maken middels bepaalde kruisingen. Indien je een zwaarder/logger ras kruist met een teckel zie je soms dat de lange rug het gewicht niet aan kan en het dier wat uit deze kruising voortkomt nog meer problemen zal krijgen.
Kan ik de conclusie trekken dat het onverstandig is een ras te kopen?
Het antwoord op deze vraag is ‘nee’. Rasdieren kennen in onze maatschappij veel voordelen, men weet graag wat ze in huis halen. Je weet meer over het karakter en het uiteindelijke uiterlijk van een rasdier dan van een kruising. Om deze reden zien we rasdieren veel minder in het asiel dan kruisingen.
Wel een belangrijk punt is waar je het dier koopt. Een erkende fokker kan erop letten dat hij de vader en moeder haalt uit verschillende lijnen. Daarnaast houden veel rasverenigingen zich bezig met het gezond houden van het ras door goed te kijken naar de stamboom van het dier om een juiste metgezel te kiezen. Veel fokkers kiezen er daarbij voor hun dier te laten testen op veel voorkomende erfelijke aandoeningen, dit kan op verschillende manieren. Voor je een hond koopt is het belangrijk je hierover in te lezen.
Nawoord
We hopen een aantal misverstanden uit de wereld te hebben geholpen. We hebben hier enkel de basis van genetica uitgelegd, het totaal zit uiteraard complexer in elkaar. Een rasdier kopen is zeker geen slecht plan en kent vele voordelen maar vergis je niet in de nadelen. Let altijd op waar je een dier koopt en hoe betrouwbaar dit adres is. Vraag ook bij de fokker na wat er gedaan is om er voor te zorgen dat er gezonde jongen op de wereld zijn bracht.